Deze zomer las ik een enkele recente titel, maar nam ik ook tijd om bij te lezen. Puur toevallig zijn het allemaal boeken over buitenbeentjes.
Nieuwe boeken die binnenkomen, wil ik graag meteen lezen. Maar ja, tijd, tijd, tijd… Dus er blijven altijd veelbelovende titels op een stapel liggen. Zoals Ghost (Condor, 12+) van Jason Reynolds dat vorig jaar verscheen. Reynolds toonde zich in eerder werk (Toen ik de sterkste was en Let goed op) een meester in het beschrijven van jongeren uit wat sociologen achterstandsgezinnen noemen. Ook de 13-jarige Castle Cranshaw – die zichzelf Ghost noemt - is zo iemand. Zijn vader zit in de gevangenis, omdat hij een pistool op zijn vrouw en zoon richtte.
Ghost heeft zijn woede en verdriet opgekropt (‘ik heb veel geschreeuw in me’) en toont zich bij voorkeur onverschillig. Desondanks komt hij op school nogal eens in de problemen door explosief gedrag, vooral als mensen hem pesten met de wijk waar hij woont. Hij schaamt zich voor wie hij is en waar hij woont.
Dat gedrag speelt hem ook parten nu hij min of meer per ongeluk bij een hardloopclubje is beland dat dagelijks in het park traint. Ghost kan rennen als de beste en Coach heeft veel geduld met hem. Maar hij dreigt de kansen die hij krijgt te verspelen.
Reynolds beschrijft mooi die ingewikkelde mix aan gevoelens van Ghost. Als lezer begrijp je best waarom hij in een winkel een paar blinkende hardloopschoenen jat in plaats van zijn moeder te vragen nieuwe schoenen voor hem te kopen. Maar het kost hem wel bijna zijn plek in het team. Coach is teleurgesteld in hem: ‘Ik hoopte dat je me zou laten zien dat je niet weg kunt rennen voor wie je bent, maar dat je wel kunt rennen naar wie je wilt zijn.’ Dat klinkt allemaal heel belerend, en dat is het feitelijk ook, maar Reynolds weet er een authentieke draai aan te geven. Omdat het er in zijn verhalen altijd op aan komt wat je weet te maken van je leven, ook als er veel tegen zit.
Nog zo’n boek van de stapel is De Schootmobiele Eenheid (Querido, 10+) dat Mirjam Oldenhave vorig jaar ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie schreef. Ook hierin zien we jongeren die het allemaal niet cadeau krijgen. Vijf jongeren die het om uiteenlopende redenen op school niet zien zitten en veel hebben gespijbeld, zitten nu samen in een taakgroepje dat als straf rommel moet opprikken in het park. Daar raken ze bevriend met een stel daklozen die in een oude keet bivakkeren.
Hamvraag in dit boek is of je mag zijn wie je bent of je moet aanpassent? Oldenhave behandelt het thema met de nodige humor en dat is de kracht van dit boek. De enige wel aangepaste figuren in dit boek – de sociale werkers – zet ze neer als heerlijke karikaturen die totaal niet berekend zijn op hun werk. De jongeren en daklozen daarentegen gunt ze hun eigenheid. Oldenhave maakt duidelijk dat het niet erg is als je, zoals Luca, verlegen en liever alleen bent. Dan krijg je toch gewoon voortaan thuisonderwijs. Oftewel: laat iedereen in hun waarde en pas het systeem aan de mensen aan in plaats van andersom. Het is hier en daar wat kort door de bocht - zo’n geschenkboek moet binnen de perken blijven - maar is zonder meer onderhoudend om te lezen.
Tineke Honingh werkt in haar nieuwste boek Struikmeisje (Van Goor, 10+) een soortgelijk thema wat rustiger en grondiger uit. Haar hoofdpersoon Erie gaat al een tijdje niet meer naar school. Ze vindt andere mensen lastige puzzels die ze niet kan lezen en is liever alleen. Haar therapeut praat online tegen haar: ‘Er komt een dag dat je je niet meer anders voelt. (…) Op die dag ben je gewoon jezelf en dat is genoeg.’
Maar de kneep is natuurlijk nou net dat Erie als zichzelf niet genoeg is. Of beter, raar aangekeken wordt. Ze heeft een brief van haar therapeut met een diagnose, maar Erie weigert die open te maken. Ze wil niet weggezet worden als iemand met een ‘stoornis’. En dus blijft ze bij voorkeur thuis, in het huisje in het bos en verzorgt ze een jonge das, toevallig ook een dier dat contacten liever uit de weg gaat. Ze waagt zich wel in het nabijgelegen vakantiepark, maar dan zorgt ze dat niemand haar ziet. Totdat Bas haar dus, op zoek naar zijn bal, in de struiken ziet zitten.
Erie voelt zich bij Bas op haar gemak. Hij zit in een rolstoel en is net als haar: ‘Hij houdt er ook niet van als mensen hem te lang aankijken.’ Ze trekken meer met elkaar op en bij hem komt Erie steeds meer uit haar schulp. Maar Bas, zo weet de lezer, heeft meer motieven om met haar om te gaan.
Honingh vertelt haar verhaal afwisselend vanuit Erie en Bas. Dat laatste lijkt vooral gedaan om spanning op te bouwen: de lezer weet meer dan Erie. Want het verhaal draait niet echt om Bas en zijn karakter komt ook nauwelijks uit de verf. Dat is jammer, want Honingh kan wel schrijven. En haar portret van Erie mag er wezen. Honingh beschrijft mooi hoe je mensen én in hun waarde kunt laten én kunt stimuleren (iets) te veranderen.