Vijf redenen om De torens van februari te (her)lezen

Vijf redenen om De torens van februari te (her)lezen

We hebben weer een schrikkeljaar! (Her)lees dus allemaal tussen 29 februari en 1 april De torens van februari. Hier vijf redenen waarom ik dit een van de mooiste boeken van Tonke Dragt vind.

Het is haast niet voor te stellen dat iemand De torens van februari nog nooit gelezen heeft. Maar mocht die bestaan, in deze of enig andere wereld, dan heel in het kort de plot. Een jongen, Tim/Tom, vindt zichzelf terug in een hem onbekende wereld. Langzaamaan ontdekt hij dat hij in een parallelle wereld is. Is hij hier, dan herinnert hij zich niets van daar en vice versa. De toegang tussen beide werelden is alleen open op 29 februari en 1 april en alleen als je het Woord kent.

Mocht je hieraan niet voldoende hebben, dan hier nog vijf redenen.

1. Prachtmystificatie
Dragts boek is bij mijn weten de eerste mystificatie in de jeugdliteratuur. Ik ben dol op deze schrijverstruc om te doen alsof een manuscript hem of haar in de schoot geworpen is en de schrijver louter de bescheiden bezorger ervan is. Fraaie voorbeelden uit de volwassenenliteratuur zijn De bekentenissen van een gerechtvaardigd zondaar (1824) van James Hogg en natuurlijk Max Havelaar (1860) van Multatuli (het befaamde pak van Sjaalman). Een recent voorbeeld uit de jeugdliteratuur is Terra ultima (2022) an Raoul Deleo.
Tonke Dragt deed het dus in 1973 met haar De torens van februari. Ze zou het dagboek van Tim/Tom plus wat losse blaadjes via diens broer in handen hebben gekregen. En ze speelt haar rol met verve, door slechts in voetnoten van zich te doen spreken en door in nawoorden bij elke volgende druk van het boek weer updates te geven over het lot van de hoofdpersoon: hij is helaas nog steeds niet teruggekeerd in onze wereld. In de nieuwste druk, die uitgeverij Leopold bij het vijftigjarig jubileum van het boek in 2023 uitbracht, schreef ze een kort voorwoord, waarin ze de Torens haar ‘meest raadselachtige boek’ noemt. En nee, dat ze ook nu het Woord niet prijsgeeft, ‘voor jullie eigen veiligheid’.

2. Vernuftig gedachtenexperiment
De torens van februari is een ingenieus experiment met tijd en ruimte. Een thema dat in meer   boeken van Dragt een rol speelt, vooral in haar SF-boeken. In 2001 schreef ik daarover in het aan Tonke Dragt gewijde nummer van Literatuur zonder leeftijd al een uitgebreid artikel. Daarin beschreef ik hoe Dragt voortborduurt op natuurwetenschappelijke noties over tijd en ruimte en daarmee een gedachtenexperiment aangaat: we kunnen niet keihard bewijzen dat er geen parallelle werelden zijn, dus laten we eens als axioma formuleren dat die er zijn - precies wat ze doet in De torens van februari. Om daar dan letterlijk de tijd zelf als toegangspoort te benutten, is ingenieus. Het hele idee van een schrikkeljaar laat zien dat we als mensen wel denken alles in de tang te hebben, maar onze maten zijn net te pover om de werkelijkheid te vangen en dus moeten we dat eens in de vier jaar rechtzetten met een schrikkeldag.

3. Knipoogjes
Zoals veel boeken van Dragt zit dit ook weer vol met knipoogjes. De mooiste is die naar Einstein, de man van de relativiteitstheorie, waardoor reizen in de tijd opeens een te verdedigen optie werd. We zien hem terug in de beschrijving van meneer Alva/Avla: de wilde witte haardos en de borstelige wenkbrauwen. Zijn naam is, in dit geval, een expliciete knipoog naar uitvinder Thomas Alva Edison. Maar natuurlijk ook naar hertog Alva die op, jawel 1 april, zijn bril (Den Briel) verloor. Ook expliciet is de verwijzing naar Lewis Caroll. Net als diens land achter de spiegel verkeert ook Tim/Tom in een spiegelversie van zijn eigen wereld.

4. Macht van het woord
Met het uitspreken van één enkel woord kun je oversteken naar een andere wereld. Hoe machtig wil je het hebben? Maar in haar boek trekt Dragt die lijn nog verder door. Onze wereld bestaat in taal en via taal geven we betekenis aan de wereld. Daarom dringt meneer Alva/Avla er bij Tim/Tom op aan om zoveel mogelijk op te schrijven. Alleen zo kan hij zichzelf en de wereld waarin hij zich bevindt vastleggen én zich later, als hij in de andere wereld is, herinneren. Als schrijver benut Dragt de macht van woorden om deze werelden voor ons op te bouwen en ons te laten geloven zo niet te overtuigen dat het kan, overstappen naar een andere werkelijkheid. Dat is wat literatuur ons altijd te bieden heeft.

5. Existentiële vragen   
Dit boek draait om de vragen ‘wie ben ik?’ en ‘waar kom ik vandaan?’ Ze worden min of meer letterlijk gesteld in het boek, maar hebben uiteraard vooral ook een existentiële dimensie. Wie ben je als je jezelf niet meer herinnert? ‘Ik heb dit geschreven. Ik kan daar niet aan twijfelen. Maar dat betekent niet dat ik me die andere “ik” herinner’, schrijft de hoofdpersoon in zijn dagboek. De eerste twee delen van de roman hebben als titel ‘Wie ben ik?’ en ‘Was ik dat?’ Met haar boek zet Dragt de heelheid van de menselijke identiteit op losse schroeven. Maar misschien moet je ook, zo lijkt Dragt te zeggen, om te ontdekken wie je werkelijk bent, niet bang zijn om te reizen: ‘Omdat ik nieuwsgierig ben naar wie ik was. En is degene die ik ben niet voortgekomen uit degene die ik was?’