Ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie schreef Joke van Leeuwen een heerlijk boek. Eentje dat je aan het lachen en het denken zet.
Het thema van de Maand van de Filosofie is weerloos en waardevol. Van Leeuwen verweeft dit in Dát bedoel ik, zei de zalm soepel en speels in een serie korte schetsen die als een ketting in elkaar grijpen. Het begint met de wind die aan de haal gaat met een pluisje dat daarna zorgt dat een kampioensbeker in het water valt en ternauwernood een zalm mist. Daarna figureren nog onder meer een zandkorrel, een dame met paraplu, een inktzwam en een vangnet.
Object, mens of dier, ze kibbelen en kletsen allemaal over wie nu meer waard is dan de ander, over respect en aandacht, over zijn en wezen. Zo verwijt het pluisje de arrogante wind: ‘Jij weet niet wat het is om ergens vandaan te komen. De ene keer kom je uit het westen, de andere keer uit het noorden of het zuiden of het oosten. Wat weet jij er helemaal van?’
Niet telkens gaat het er zo verhit aan toe. Zo heeft de denker (een zij, overigens) wel aandacht voor de zandkorrel. ‘Klein zandkorreltje, jij bent een hele wereld.’
Uiteindelijk gaat dit boek over diversiteit: over de eigenheid van alle dingen en wezens. En over dat weten of iets van waarde is, vooral ook een kwestie van perspectief nemen is. Door Van Leeuwens spel met taal wordt het geen loodzwaar of moraliserend boek. Ze laat de lezer juist lachen – vooral om alle gewichtigheid die we allemaal met ons mee menen te moeten torsen. De liniaal die denkt: ‘Ik ben veel te nuttig om zomaar wat te spelen’. Van Leeuwen speelt ook met de grote filosofische vragen. Bijvoorbeeld als ze over de vlieg schrijft: ‘Haar ogen konden trouwens wel alle kanten tegelijk op kijken. Ze kon zien waar ze vandaan kwam, waar ze was en waar ze naartoe ging. Het menswezen, een van haar vijanden, kon dat niet.’
Alles is een kwestie van perspectief, lijkt Van Leeuwen te zeggen. En uiteindelijk, zo laat ze het pluisje besluiten, zijn we allemaal onderdeel van ‘het oneindige, oneindige heelal’. En dat maakt ons niet klein, maar juist groots.