Welk onderwijs willen we voor onze kinderen? Lizette de Koning verpakt in Hotel De Spartaan haar visie hierop in een spannend avonturenverhaal.
In het onderwijs klinkt al jaren kritiek op ‘de toetsterreur’ en vooral op de doorstroomtoets in groep 8. Die bepaalt naar welk vervolgonderwijs kinderen mogen en is dus nogal belangrijk. Maar die toets, aldus de kritiek, meet te beperkt wat kinderen kunnen, bevoordeelt sommige en benadeelt andere kinderen (lees het proefschrift van Karen Heijer er maar op na) en kan via teaching to the test leiden tot verenging van het onderwijs. Er zijn al scholen die burgerlijk ongehoorzaam zijn en weigeren de verplichte toets nog langer af te nemen.
Lizette de Koning haakt met haar kinderboek Hotel De Spartaan in op deze discussie. Het verhaal gaat over Roef die graag knutselt en later het liefst met zijn handen wil werken. Maar zijn ouders zien een heel andere toekomst voor hem weggelegd: hun zoon moet naar het vwo, liever nog, naar het gymnasium. Ze willen niets weten van zijn leesproblemen of dyslexie. ‘Die jongen moet gewoon beter zijn best doen’, zegt vader tegen de meester.
Het valt hen dan ook rauw op het dak dat Roefs score op de OMNI-toets tegenvalt. Gelukkig kunnen ze nog net een plaatsje bemachtigen bij hotel De Spartaan, waar kinderen een zomer lang gedrild worden en daarna de toets over mogen doen. Succes gegarandeerd, verzekert directeur Fausto.
Roef wil natuurlijk niet. Hij had net afgesproken met zijn nieuwe kennis Paat, een gepensioneerde fietsenmaker, om de hele zomer te bouwen aan een inzending voor een ontwerperswedstrijd. Bovendien gaat het er in De Spartaan bepaald anders aan toe dan Roef en zijn ouders hadden gedacht. Directeur Fausto voert een waar schrikbewind (inderdaad, spartaans) om de kinderen te stalen - en ook om zo veel mogelijk geld te verdienen. Hij laat ze honger en kou leiden, de hele dag hard werken (zoals een zwembad uitgraven) en de eigen angsten onder ogen zien. Door goed, lees slaafs gedrag kunnen ze onder meer een deken voor op bed verdienen.
Fausto speelt de kinderen bovendien tegen elkaar uit. Maar desondanks raken Roef en June bevriend. Ze ontdekken dat Fausto de toetsuitslagen vervalst, waardoor ieder kind het hotel verlaat met een vwo-advies. Samen bedenken ze een plan om te ontsnappen en de praktijken van de directeur aan de kaak te stellen.
De Koning schreef een spannend avonturenverhaal. Geen probleem dat daarin niet geloofwaardigheid, maar spanning het laatste woord heeft. Zo zijn de ouders van Roef karikaturen, maar echt storend is dat niet. Net zomin als dat de schrijfster opeens een minister van onderwijs uit haar hoge hoed tovert die wel erg snel de OMNI-toets weet af te schaffen. Storend is wel dat sommige plotwendingen indruisen tegen deze verhaallogica. Want waarom kan Roef, eenmaal ontsnapt, zelf niet de directeur ontmaskeren, maar klopt hij daarvoor aan bij een eerdere ‘cursist’ van De Spartaan? Onlogisch is ook dat hij terugkeert naar het hotel.
In een verhaal als dit komt alles op zijn pootjes terecht. Fausto onklaar gemaakt en ouders en minister die tot inkeer komen: ieder kind mag zijn en worden wie hij of zij wil, met eerbied en aandacht voor ieders talent. Daarmee schreef De Koning niet alleen een avonturenverhaal, maar ook een programmatisch verhaal. Met zinnen als ‘Omdat werken met je handen net zo belangrijk is als werken met je hoofd.’ En: ‘Ieder kind heeft zijn eigen talent. (…) Dat wordt allemaal niet gemeten met de OMNI-toets. Dus wat zegt zo’n uitslag helemaal? Een kind is méér dan alleen een cijfer voor lezen en rekenen.’ Hotel De Spartaan is een verhaal dat vast veel leraren uit het hart gegrepen zal zijn.