Ruta Sepetys beschrijft in Ik moet je verraden indringend hoe het is om in een dictatuur te leven, waar verraad en vertrouwen voortdurend botsen.
De Litouws-Amerikaanse schrijfster Ruta Sepetys mag zich onderhand een specialist in dictaturen noemen. Of beter gezegd: specialist in het verlangen naar vrijheid. In haar debuut Schaduwliefde (2011) beschrijft ze ervaringen van familieleden in de Siberische strafkampen van Stalin. Ook Stilte heeft een eigen stem (2020, vorig jaar bekroond als best vertaalde jongerenboek) speelt zich af in een dictatoriaal regime, dat van Franco.
Haar nieuwste boek, Ik moet je verraden, gaat over het Roemenië van de ‘Geliefde Leider en Heldin Moeder’, oftewel de Ceaușescu’s. Die houden de bevolking onder de duim met schaarste (van eten tot en met elektriciteit) en angst. Christian Florescu en zijn vrienden vergapen zich tijdens illegale videoavondjes aan de weelde van het westen: zou zo’n wereld echt bestaan? Zou vrijheid bestaan? Christian kent alleen een wereld waarin iedereen fluistert, niemand te vertrouwen is. Iedereen kan een informant van de Securitate zijn, je leraar, je vriend of zelfs je eigen familie.
Ook Christian wordt gedwongen informant te worden: in ruil voor medicijnen voor zijn zieke opa moet hij inlichtingen verschaffen over het Amerikaanse diplomatengezin waar zijn moeder schoonmaakt. Hij schaamt zich er diep voor. Ondertussen noteert hij in een opschrijfboekje geheime gedachtes en verlangens over een leven in vrijheid. Zo’n leven lijkt steeds reëler te worden: via illegale radiozenders horen ze dat in omringende landen de Sovjetregimes vallen. Maar ze horen ook hoe hun eigen leger in Timisoara vreedzaam protesterende burgers doodschiet.
Heel indringend beschrijft Sepetys het repressieve regime en de bloedige revolutie eind 1989. Haar taal ligt er vaak dik bovenop, ze hamert de ellende er goed in. Toch is Ik moet je verraden een meeslepend én belangrijk verhaal over een onderbelichte periode uit onze geschiedenis.