Het kerstverhaal is telkens (op)nieuw te vertellen. Bijvoorbeeld door het perspectief van Maria te kiezen, zoals Mathilde Stein doet in Maria’s kerstverhaal. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig.
Op Netflix is Mary een kersthit. Deze film van S.J. Caruso verbeeldt het verhaal van Jezus’ moeder alsof het een aflevering van Game of Thrones is. Met veel strijd, diverse slechteriken (zoals Herodus en satan), helden (Maria en Jozef) en helpers en vooruit, ook nog een snuf romantiek (Jozef valt als een baksteen voor Maria). Onderhoudend om naar te kijken, maar om nu te zeggen dat dit het Bijbelse kerstverhaal dichterbij haalt, nee.
Zo bont maakt Mathilde Stein het zeer zeker niet in Maria’s kerstverhaal. De enige overeenkomst is dat ze Maria tot hoofdpersoon kiest en ook de relatie tussen haar en Jozef veel aandacht krijgt. Stein vertelt haar verhaal vanuit een jij-perspectief, zo slaat ze een brug tussen lezers (meisjes) van nu en dat ene uitverkoren meisje dat ruim tweeduizend jaar geleden in Nazareth woonde: ‘Stel je eens voor…’ Eén keer vertolkt ze de stem van die lezer: ‘Eh, pardon. Bruidskleed?’ Waarop ze uitlegt: ‘Echt wel. In jouw tijd was het namelijk heel gewoon om al zo vroeg te trouwen.’ De lezer moet zogezegd nog even meegetrokken worden om zich in te leven in het leven van Maria.
Waar in de Bijbel Jozef een rol van weinig betekenis speelt - het gaat tussen Maria en God - geeft Stein hem (net als in de film Mary) juist een grotere rol. Bij haar is Maria verliefd op Jozef in plaats van dat ze aan hem uitgehuwelijkt is. De annunciatie van de engel zorgt voor barsten in deze romantische liefde. Want: ‘Zie dat maar eens uit te leggen thuis.’
Stein schildert een krachtige en zelfbewuste Maria. Een meisje dat, zelfs als haar geliefde zich tegen haar keert, kiest voor het kind, voor het leven. Desnoods zal ze er alleen voor zorgen. Mooi is de prent waarin illustrator Sophie Pluim beide boze koppen tegenover elkaar plaatst: een woedende jongen en een woedend, maar vooral vastberaden meisje.
Natuurlijk komt Jozef tot inkeer. En vanaf dan zit alles mee en baart Maria een goddelijk kind waarop ze, zoals elke kersverse moeder, verliefd is. ‘En kijk die gekke Jozef nou! (…) ‘Ik ben VADER!’ roept hij tegen alle dieren in de stal. ‘VADER! Nou ja, een beetje dan, hè.’
Op dit vlak weet Stein het verhaal prima naar jongeren van hier en nu te trekken. Maar op andere momenten laat ze hen een beetje aan hun lot over. Want een verschijning van een engel?! Een kind van God?! En als Maria dan zo goed weet ‘hoe baby’s gemaakt worden’, waarom neemt ze dan enkel genoegen met de toelichting van de engel: ‘jouw kind zal de zoon van God zijn’?
Maria’s geloof krijgt bij Stein geen enkele aandacht. Maar haar geloof is juist de bodem onder haar beslissing om dit goddelijk kind te baren: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’, zoals in het evangelie van Lucas staat. Zonder deze kern is deze versie van het kerstverhaal wat uit het lood. Stein duikt maar in een deel van de psyche van Maria. Dat is jammer, want zo mist het verhaal diepte.
Blijft staan een kerstverhaal dat het vertellen waard is en waarin ook alle traditionele elementen aanwezig zijn, van engel tot en met herders in de stal. De illustraties van Pluim zijn klassiek en doen denken aan die uit kinderbijbels. Ze geeft er wel een eigen draai aan door te kiezen voor warme, aardse tinten. Zo breekt midden in de winter de zomer door, precies zoals het kerstverhaal een nieuw begin aankondigt.