In haar nieuwe kinderboek Mijn dagen met Niets tilt Mireille Geus het nieuwe normaal op tot een bijzonder verhaal over omgaan met leegte.
Sinds Elshontely vanwege het virus en haar astma noodgedwongen binnen moet blijven, verveelt ze zich te pletter. De school is gesloten en op een paar uurtjes online les na moet Elshontely zich in een kleine flat acht hoog alleen zien bezig te houden. Haar vader draait overuren in het ziekenhuis en haar moeder maakt alleen nog maar mondkapjes. Van pure ellende houdt Elshontely gesprekjes met zichzelf (‘Hoe gaat het vandaag?’ ‘Nou, het gaat vandaag hetzelfde.’).
Totdat haar moeder iets bedenkt. Ze geeft haar dochter een hengel met een stukje brood eraan en werpt die over het balkon. Saai, vindt Elshontely, want ze vangt heus niets. Maar haar moeder is opgetogen, want haar dochter heeft juist Niets gevangen. En dan ziet Elshontely het ook: een klein donzig wezentje met zes pootjes, een staart en vleugeltjes. Ze gaan hem verzorgen en Niets groeit als kool. Binnen een paar dagen past hij nauwelijks meer in de flat.
In Mijn dagen met Niets doet Mireille Geus iets heel bijzonders. Ze schetst het nieuwe normaal van leven-met-corona vanuit een kinderlijk perspectief, compleet met flarden uit de persconferenties van Rutte en beeldbellen met opa en oma. Maar ze stijgt hier tegelijkertijd boven uit met een welhaast magisch verhaal. Moeder en dochter hebben een manier gevonden om de leegte en onzekerheid te bezweren. Via de zorg voor Niets zorgen ze voor elkaar.
Geus weet dit overtuigend te beschrijven, in mooie, onopgesmukte taal. Uiteindelijk laat Elshontely Niets weer los. Omdat hij te kolossaal is, maar vooral omdat ze hem niet meer nodig heeft. Ze vertrouwt erop dat ze net als Niets straks weer samen kan zijn met haar vader en haar vriendinnen. ‘Hoe gaat het vandaag?’ ‘Nou, het gaat vandaag toch best goed.’