Een opportunistische kok en een halve jongen in een augurkenvat. Het zijn de twee innemende hoofdpersonen in het nieuwe boek van Benny Lindelauf.
Dat Benny Lindelauf prachtig kan vertellen, weten we al sinds zijn tweeluik over de zusjes Fing, Muulke en Jes: Negen Open Armen (2004) en De hemel van Heivisj (2010). Behalve een realistisch verhaal over het leven in een Limburgs stadje voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog vormen de boeken een ode aan de kunst van het verhalen vertellen. Zijn nieuwste boek Hoe Tortot zijn vissenhart verloor speelt in een onbestemde tijd en op dito plaats, maar ook hier voert de kracht van woorden de boventoon.
Tortot is een oorlogskok die altijd eieren voor zijn geld kiest. Op de juiste momenten verkast hij, zodat hij altijd werkt voor het leger dat aan de winnende hand is. En aangezien hij zelfs onder de meest barre omstandigheden heerlijke maaltijden weet te bereiden, weet hij zich overal welkom. Volgens eigen zeggen heeft Tortot een vissenhart: ijskoud en berekenend. Dus als hij op een dag in zijn augurkenvat een jonge gedeserteerde soldaat aantreft, voelt hij er weinig voor hem te helpen. Maar Halve George - die zo heet vanwege twee afgehakte benen – mag een onnozele jongen lijken, hij weet Tortot zo met woorden te bespelen dat deze zich laat vermurwen. Telkens weer. Zijns ondanks begint de kok op de jongen gesteld te raken. Als de jongen niet kan slapen, vertelt Tortot hem verhalen, die steevast gaan over de mooie tijd ‘voorbij de oorlog’.
Zover is het nog niet. De ‘Grote Oorlogen’ en de ‘Keizer-Keizerlijke twisten’ woeden. Wat voor strijd het precies is, doet er niet toe, Lindelauf verhaalt over de zinloosheid en chaos van welke oorlog dan ook. De pentekeningen van Ludwig Volbeda, vol minutieuze details, doen daar nog een schepje bovenop.
Tegenover al dat domme geweld staat de groeiende vriendschap tussen de kok en de jongen in het augurkenvat en het langzaam ontdooiende hart van Tortot. Lindelauf beschrijft het in een meeslepende, Biegeliaanse stijl die erom smeekt voorgelezen te worden. Net als in genoemd tweeluik weet hij karakters even messcherp als humoristisch te typeren en spanning op te bouwen. En bovenal verstaat hij de kunst personages te scheppen waar je op gesteld raakt. Voor pubers zal het misschien niet meteen een boek zijn waar ze uit zichzelf naar grijpen, maar lees het voor in de klas en breng ze in de ban van dit anti-oorlogsverhaal.
(Deze recensie verscheen, in licht gewijzigde vorm, eerder in Didactief, mei 2016)