Leesmaand maart 2023

Leesmaand maart 2023

Vissen zwommen rond in twee boeken, diversiteit figureerde in drie en verder voerde mijn leeslijst deze maand van een bijna-debuut tot en met denkvoer van gelauwerd auteur Joke van Leeuwen.

Zonder diversiteit gaat het eigenlijk niet meer in de jeugdliteratuur. En dat bedoel ik niet als eis of voorwaarde, maar als signalering. Die diversiteit vertoont zich in vele gedaantes, van dik erbovenop tot en met de gewoonste zaak van de wereld.

Queen of queer
crownEen voorbeeld van dat eerste is You should see me in a crown van Leah Johnson (15+; Scholastic). Dit verhaal volgt de gebaande paden van een high-schoolverhaal, maar geeft daar ook een actuele, diverse draai aan. Klassiek zijn de tegenstellingen tussen de populaire queen bee en het onopvallende meisje oftewel het buitenbeentje en tussen rijk en arm. Clubjes, gekonkel en vriendschappen onder spanning zijn ook bekende ingrediënten.
Liz Lighty, het minder welgestelde buitenbeentje, droomt van een opleiding tot arts. Als de beurs aan haar neus voorbij gaat, zit er maar één ding op: ze moet zorgen dat ze queen op de Prom (slotbal) wordt, want de beloning daarvoor is een studiebeurs. Het lijkt een onmogelijke opgave. Niet alleen hoort Liz niet bepaald bij de populaire mensen op school, bovendien werd nog nooit eerder een zwart meisje queen. To top it all of benadrukt de lerares die de Prom-kandidaten begeleidt, ook nog eens dat alleen heterosetjes toegestaan zijn. Anders gezegd: een queen hoort niet queer te zijn. Extra lastig: Liz valt als een blok voor Mack, het nieuwe meisje op school én concurrente in de strijd om de queen-titel.
Liz voegt zich eerst braaf naar de spelregels, maar besluit dan voor zichzelf op te komen. Samen met haar vriendinnen besluit ze haar verkiezingscampagne in het teken van diversiteit en inclusie te zetten: ‘Fuck your fairy tale’.
Het boek is een interessante mengeling van populair highschooldrama en high brow conversaties en discussies. Dat het buitenbeentje wint, is prima, maar het boek had aan diepte gewonnen als de tegenpartij, queen bee Rachel en de rector, niet zo zwart-wit neergezet waren.

Doen alsof

prinsprinsDe titel Prins zoekt prins (4+; Volt) lijkt ook te duiden op seksuele diversiteit als thema. Het aardige is dat schrijfster Tiny Fisscher dat hooguit tussen de regels vertelt. Fisscher, die naam maakte met hervertellingen van klassiekers zoals Alleen op de wereld (2016) en Sindbad de zeeman (2022), speelt nu met de sprookjesvorm. We hebben een prins, maar eentje die niet echt lekker in zijn rol zit. Hij heeft schoon genoeg van prinselijke dingen te moeten doen, zoals ‘praatjes houden, handen schudden, vriendelijk knikken en doen alsof’. (We horen hier ‘Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven!’ uit ‘Ik ben lekker stout’ van Annie Schmidt doorheen klinken). En dus doet Thijn nu alsof hij ziek is en plaatst hij een krantenadvertentie voor een invalprins.
Zoals gebruikelijk in sprookjes is het pas bij de derde keer raak. Niet de twee keurige jongemannen die opteren voor een duobaan, niet de kandidaat die mooie reverences kan maken (terwijl Thijn toch om referenties had gevraagd), maar nummer drie, ene V. Deze vervult de prinsenrol wel met verve, zelfs zo goed dat Thijn jaloers wordt. Hij wil zelf weer prins zijn en stuurt V. de laan uit. Dat voelt ook weer niet goed. Uiteindelijk ontdekt Thijn wie hij wil zijn en wat (wie) hij nodig heeft.
De humoristische illustraties van Coen Hamelink geven dit sprookje de juiste zwier en knipogen. Van de lakei met hoge hakjes tot en met de brievenbus met ‘Vael en Thijn’.

Saamhorige huishouding
kopervissenIn Water is voor vissen (6+; Querido) toont diversiteit zich op een prettig gewone manier. Want dat Kaatje samen met zes bonkige zeemannen op een boot woont, leest als de gewoonste zaak van de wereld. Of kok Kees nu wel of niet haar vader is, doet er niet toe. Duidelijk is wel dat de zes zeerotten en het meisje een saamhorige huishouding vormen. Er is alleen één probleem: als Kaatje wil leren zwemmen, houden de mannen de boot af. ‘Water is voor vissen’, zoals Nelis zegt. Ze willen haar wel voorbereidende kneepjes en kennis bijbrengen. Zo leert Kaat van alles over zwaardvis-kikker-rog-paling (de zwembewegingen) en welk voedsel goed is voor zwemmers (kool, want dan blijf je beter drijven), maar van een echte duik komt het niet. Totdat de aap uit de mouw komt, en later nog eentje.
Het boek is na een Engelstalig debuut (Where is your Sister?, onderscheiden met de Bologna Ragazzi Opera Prima Award ) het eerste Nederlandstalige prentenboek van Puck Koper. Deze Rotterdamse illustrator won in 2019 de Fiep Westendorp Stimuleringsprijs voor jonge aanstormende talenten. En tekentalent heeft Koper zeker. Haar cartooneske tekeningen zijn humoristisch en vol beweging. In snelle zwartwit lijnen met een enkel rood of blauw accent zet ze karakters en situaties neer. Zoals een schutterige Kees met zijn grote, harige bovenlijf naast een woedende kleine Kaat. Of een berg zeemannen met bovenop een klein meisje die de schoolslag oefenen. Hier en daar zouden de zinnen iets bijgeschaafd kunnen worden en ‘zwemgerij’ moet toch echt ‘zwemgerei’ zijn. Maar verder is dit een heerlijk prentenboek waar het plezier vanaf spat.

Zandkorrel en vlieg
zalmvanleeuwenNog meer vissen figureren in Dát bedoel ik, zei de zalm (9+; Querido), het boek dat Joke van Leeuwen schreef ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie (april 2023) met als thema weerloos en waardevol. Ze verweeft dit thema soepel en speels in een serie korte schetsen die als een ketting in elkaar grijpen. Het begint met de wind die aan de haal gaat met een pluisje dat daarna zorgt dat een kampioensbeker in het water valt en ternauwernood een zalm mist. Daarna figureren nog onder meer een zandkorrel, een dame met paraplu, een inktzwam en een vangnet.
Object, mens of dier, ze kibbelen en kletsen allemaal over wie nu meer waard is dan de ander, over respect en aandacht, over zijn en wezen. Zo verwijt het pluisje de arrogante wind: ‘Jij weet niet wat het is om ergens vandaan te komen. De ene keer kom je uit het westen, de andere keer uit het noorden of het zuiden of het oosten. Wat weet jij er helemaal van?’
Niet telkens gaat het er zo verhit aan toe. Zo heeft de denker (een zij, overigens) wel aandacht voor de zandkorrel. ‘Klein zandkorreltje, jij bent een hele wereld.’
Uiteindelijk gaat ook dit boek, zo ontdek ik nu, over diversiteit: over de eigenheid van alle dingen en wezens. En over dat weten of iets van waarde is, vooral ook een kwestie van perspectief nemen is. Door Van Leeuwens spel met taal wordt het geen loodzwaar of moraliserend boek. Ze laat de lezer juist lachen – vooral om alle gewichtigheid die we allemaal met ons mee menen te moeten torsen. De liniaal die denkt: ‘Ik ben veel te nuttig om zomaar wat te spelen’. Van Leeuwen speelt ook met de grote filosofische vragen. Bijvoorbeeld als ze over de vlieg schrijft: ‘Haar ogen konden trouwens wel alle kanten tegelijk op kijken. Ze kon zien waar ze vandaan kwam, waar ze was en waar ze naartoe ging. Het menswezen, een van haar vijanden, kon dat niet.’
Alles is een kwestie van perspectief, lijkt Van Leeuwen te zeggen. En uiteindelijk, zo laat ze het pluisje besluiten, zijn we allemaal onderdeel van ‘het oneindige, oneindige heelal’. En dat maakt ons niet klein, maar juist groots.