De Constantijn Huygens-prijs 2020 is toegekend aan Guus Kuijer. Hij is de vijfde jeugdboekenschrijver die deze oeuvreprijs krijgt.
De jury roemt Kuijer als ‘een van de grote vernieuwers van de naoorlogse jeugdliteratuur en daarmee van de Nederlandse literatuur’. Dat ‘daarmee’ zien we graag in steen gebeiteld, want onder critici van volwassenenliteratuur is het lang niet altijd vanzelfsprekend dat jeugdboeken ook literatuur zijn. Deze bekroning is dus een dubbele winst voor de jeugdliteratuur.
Guus Kuijer debuteerde overigens met een boek voor volwassenen, Rose, met vrome wimpers (1971). Zijn doorbraak kwam pas met zijn eerste Madelief-boek, Met de poppen gooien (1975). Zijn in 1980 gepubliceerde essaybundel Het geminachte kind leidde bovendien tot stevige discussies over pedagogiek en onderwijs. Kuijer stelt dat volwassenen kinderen klein houden en niet serieus nemen. In zijn jeugdboeken figureren ofwel betweterige volwassenen ofwel volwassenen die buiten de lijntjes denken (zoals meester Cowboy in de Madelief-boeken). Zijn kinderlijke hoofdpersonen zijn eigenwijs en weten wat ze willen.
Niet alleen zijn jeugdboeken, maar ook zijn bijbelhertalingen, De Bijbel voor ongelovigen, ademen deze vrije geest. Zoals de jury stelt over zijn ‘monumentale oeuvre’: ‘Het verlangen naar het inrichten van een eigen leven kan niet serieus genoeg worden genomen, bij kinderen en volwassenen.’
Kuijer won tweemaal de Duitse Jeugdliteratuurprijs: in 1982 voor Krassen in het tafelblad en in 2002 voor het eerste Polleke-boek, Voor altijd samen, amen. In 2012 kreeg hij als eerste Nederlander de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA). Hij is de vijfde jeugdboekenschrijver die de Constantijn Huygens-prijs krijgt. Eerdere laureaten waren Han G. Hoekstra (1972), Annie M.G. Schmidt (1987), Toon Tellegen (2007) en Joke van Leeuwen (2012). Alle vijf dubbelpublieksauteurs dus.
(Foto: Stefan Tell)