Aggie en haar hoofd

Aggie en haar hoofd
  • De geest en het meisje
  • Lucy Strange
  • Vertaler: Aleid van Eekelen-Benders
  • Uitgever: Gottmer
  • Jaar: 2021
  • Aantal blz.: 321
  • 8,5

Met De geest en het meisje schreef Lucy Strange wederom een ouderwets goed jeugdboek. Dit keer over lady Agatha die opeens als Aggie moet uitvinden wie ze werkelijk is.

Een klassiek leesavontuur in de beste zin van het woord. Dat schreef ik over het boek Ons kasteel aan zee, het vorige jeugdboek van Lucy Strange, maar die kwalificatie geldt zonder meer ook voor haar nieuwste boek. Ook dit boek bevat weer alle ingrediënten van zo’n leesavontuur: innemende hoofdpersonen, geheimen, slechteriken, spanning, warme vriendschap en een fijn eind-goed-al-goed. Wil daar anno 2021 nog steeds een goed boek uit rollen, dan moet de schrijfster haar pen goed beheersen. En Strange doet dat, haar stijl klinkt als een klok – met lof ook voor vertaalster Aleid van Eekelen-Benders.

Het verhaal begint op 21 december 1899, een dag na de dood van lady Agatha’s vader. Neef Clarence, de erfgenaam, grijpt zijn kans. Hij vertelt haar dat de overleden graaf Asquith en diens eerder gestorven vrouw niet haar echte ouders waren en dat ze nu bij haar echte vader, Thomas Walters, gaat wonen. De 12-jarige Agatha is totaal overdonderd. Maar haar hoofd spreekt haar streng toe: ‘Je geeft niet op, Agatha.’
En dus probeert ze er in de kleine ganzenboerderij van Thomas het beste van te maken. Ze leert hoe ze de ganzen kan voeren zonder dat ze haar aanvallen, hoe ze spek moet bakken en de trap schrobben. Ondertussen maalt haar hoofd door: wie is ze dan wel als ze niet lady Agatha is en wie is haar moeder?

Aggie, zoals haar hoofd besluit dat ze voortaan heet, trotseert mist, sneeuw, storm, graftombes en tegenstrevers (Clarence en een dronken koster) om alle familiegeheimen te ontrafelen. De plot is spannend, maar uiteindelijk draait het verhaal vooral om een zoektocht naar zichzelf. Zoals haar nieuwe vriend Bryn haar voorhoudt: ‘Het verleden kan je vertellen waar je vandaan komt, maar het kan je niet vertellen wie je bent. Wie je bent, dat maak je hier en nu zelf uit.’ Strange weet te voorkomen dat dit te veel klinkt als een tegeltjeswijsheid door Bryn eraan toe te laten voegen: ’t Is wonderbaarlijk wat er allemaal in je opkomt als je in een berg bevroren schapenstront zit te wachten.’

Bryn, Aggie en ook Thomas zijn hoofdpersonages om in je armen te sluiten. Ze sprankelen en zijn levensecht. Ze zorgen ervoor dat dit meer is dan een spannend avonturenverhaal en dat daar humor en diepte in komt. Mooi is bovendien hoe Aggies hoofd welhaast een eigen personage wordt. Strange schrijft nergens ‘dacht ik’, maar ‘mijn hoofd’. Dat hoofd geeft haar nu eens goede raad - ‘op een lege maag bereik je niets, Aggie’ of ‘Het is mogelijk om meer dan één ding te zijn, Aggie’ – en laat dan weer angstig gepruttel’ horen. En uiteindelijk houdt het zich steeds meer koest en valt het samen met Aggie die eindelijk weet wie ze is.